35 jaar geleden werden in de Estlandse hoofdstad Tallinn ter gelegenheid van de dertigste verjaardag van violist Gidon Kremer Tabula rasa van Arvo Pärt en Concerto Grosso no. 1 van Alfred Schnittke uitgevoerd. Deze twee mijlpalen uit de hedendaagse muziek worden opnieuw tijdens één concert uitgevoerd. Het historische programma, met als solisten jonge topmusici, wordt aangevuld met een splinternieuw commentaarstuk van de vooraanstaande Est Toivo Tulev, die in 1977 zelf aanwezig was. Pärts Tabula rasa geldt als een hoogtepunt van het ‘holy minimalism’. Schnittkes Concerto is een zinderend geheel van tegenstellingen en paradoxen, dat ons van Vivaldi de totale dissonantie insleurt om vervolgens via de Weense klassieken bij de 20e-eeuwse twaalftoonstechniek te belanden. programmaboek
data
do 14 juni 2012 22:15
informatie
-
Duur voorstelling niet bekend (inclusief een pauze)
Op 30 september 1977 ging in de Estlandse hoofdstad Tallinn het werk Tabula rasa van Arvo Pärt in première. Bij die gelegenheid werd ook het Concerto grosso Nr. 1 van Alfred Schnittke uitgevoerd. Beide werken waren geschreven ter gelegenheid van de dertigste verjaardag van Gidon Kremer op 27 februari 1977 en werden uitgevoerd door violisten Gidon Kremer en Tatiana Grindenko met het Estlandse Kamerorkest onder leiding van dirigent/pianist Eri Klas. Programmamaker Robert Nasveld van de NTR kwam op het idee om dat gedenkwaardige concert, met twee mijlpalen van de hedendaagse muziek, bijna vijfendertig jaar na dato te herhalen. De Est Toivo Tulev, nu een vooraanstaande componist, was als negentienjarige jongen aanwezig bij dit historische concert. Het Holland Festival gaf hem de opdracht om voor deze gelegenheid een commentaarstuk te componeren. Het programma wordt op donderdag 14 juni 2012 in het Muziekgebouw aan 't IJ uitgevoerd door de Radio Kamer Filharmonie onder leiding van Martyn Brabbins. De solisten zijn Simone Lamsma en Henning Kraggerud op viool met medewerking van Pascal Meyer op piano/klavecimbel.
Het concert opent met het werk van Pärt. Tabula rasa, Latijn voor ‘schone lei’, is een metafoor die al door de scholastieke filosofen (zoals Thomas van Aquino) gebruikt werd voor de toestand van een geest waarin geen enkele gewaarwording een indruk heeft gemaakt. De term verwijst ook naar het idee van de zeventiende-eeuwse filosoof John Locke dat er geen aangeboren ideeën bestaan. Pärts compositie wordt beschouwd als een hoogtepunt van het ‘holy minimalism’, een in de jaren 70 ontstane stroming binnen de hedendaagse muziek die zich kenmerkt door een aan minimal music gerelateerde esthetiek en een religieuze of mystieke invalshoek. Tabula rasa is een voorbeeld van Pärts ‘tintinnabulatie’-stijl, een simpel samenspel tussen twee eenvoudige stemmen dat een voortdurend verschuivende tonale context geeft. Het werk bestaat uit twee delen, Ludus en Silentium; in het eerste deel bouwt een steeds herhaald thema op naar een climax; in het tweede vindt een omgekeerde ontwikkeling plaats, met een etherische vioolpartij die langzaam wegzinkt in de stilte.
Voor de pauze klinkt vervolgens nog de bijdrage van Tulev, waarin hij net als Pärt en Schnittke in hun geprogrammeerde werken gebruikmaakt van een geprepareerde piano. Dat is een piano waarbij allerlei metalen en andere voorwerpen tussen de snaren zijn gestoken, zodat de toetsen ongebruikelijke en onvoorspelbare klanken oproepen. Tulev was aanwezig bij het concert in Tallinn op 30 september 1977.
De wereldpremière van Schnittkes Concerto grosso No. 1 had enkele maanden voor het concert van 30 september plaatsgevonden, op 21 maart 1977 in Leningrad. Toen werd het uitgevoerd door Kremer en Grindenko en het Leningrad Kamerorkest onder leiding van Eri Klas. Het Concerto grosso is gecomponeerd voor twee violen, klavecimbel, geprepareerde piano en 21 strijkers, en bestaat uit zes delen. Het werk is een voorbeeld van wat Schnittke zijn ‘polystilisme’ noemde: geen vrijblijvend eclecticisme, maar een manier om met zeer uiteenlopende stijlen een omvangrijke muzikale vorm te construeren, met maximaal effect. Zo begint het tweede deel van het Concerto, de Toccata, als een Vivaldi-parafrase, om vervolgens te ontsporen in totale dissonantie en uiteindelijk via de Weense klassieken bij de twintigste-eeuwse twaalftoonstechniek te belanden. Het werk is een zinderend amalgaam van contradicties en paradoxen, dat terecht één van Schnittkes populairste werken is.