Ga naar de hoofdcontent

Bij het vallen van de nacht voeren Irvine Arditti en André Richard het droomachtige La lontananza nostalgica utopica futura voor soloviolist en tape uit. De titel verwijst naar een nostalgisch verlangen dat oneindig veel mogelijkheden biedt. Terwijl Arditti wandelend langs meerdere lessenaars op het podium en in de zaal zijn muziek uitvoert, bestuurt Richard acht klanksporen met door Nono elektronisch bewerkte opnames van vioolimprovisaties van Gidon Kremer en een scala aan omgevingsgeluiden. Als in een Beckettiaans drama lijkt de zwervende Arditti zo overgeleverd aan een onvoorspelbaar universum van klanken, deels bestierd door Richard. Tegelijkertijd hebben beiden de vrijheid om op elkaar te reageren en zo een geheel nieuwe, ruimtelijke klankervaring te creëren.

De trilogie van het sublieme, drie avonden met muziek van Luigi Nono, wordt gecompleteerd door een concert op de late avond waarop Nono’s La lontananza nostalgica utopica futura uit 1988

De trilogie van het sublieme, drie avonden met muziek van Luigi Nono, wordt gecompleteerd door een concert op de late avond waarop Nono’s La lontananza nostalgica utopica futura uit 1988

klinkt. Deze compositie voor viool en geluidsband is een van de laatste werken van de Italiaanse avant-gardist. De uitvoering is in handen van violist Irvine Arditti en klankregisseur André Richard, voormalig rechterhand van de componist. 

 

‘Caminantes, no hay caminos, hay que caminar’ (Reizigers, er zijn geen wegen, alleen het reizen zelf); deze uitspraak, die Luigi Nono eens op een kloostermuur in Toledo zag staan, vormde een bron van inspiratie voor een aantal van zijn late composities, waaronder La lontananza nostalgica utopica futura. Nono heeft het werk opgedragen aan collega-componist Salvatore Sciarrino, die de titel als volgt uitlegt: ‘De weerspiegeling van het verleden in het heden (nostalgica) brengt een creatief utopia teweeg (utopica); het verlangen naar het bekende wordt een vehikel voor alles wat mogelijk is (futura) door middel van het afstand nemen (lontananza).’ De compositie is tot stand gekomen in samenwerking met violist Gidon Kremer – die Nono in 1987 voor het eerst ontmoette – en beleefde zijn wereldpremière op 3 september 1988 tijdens de Berliner Festwochen. De volledige titel luidt dan ook: La lontananza nostalgica utopica futura, madrigale per più ‘caminantes’ con Gidon Kremer – De nostalgisch-utopische toekomstige afstandelijkheid, madrigaal voor verscheidene reizigers met Gidon Kremer, aldus Nono, die zijn late werken vaak schreef met een specifieke musicus in gedachten. De medereiziger is in dit geval Irvine Arditti.

 

De uiteindelijke versie van La lontananza is niet de versie zoals die op de eerste uitvoeringen heeft geklonken; Nono herschreef de vioolpartij en herzag de verhouding tussen het strijkinstrument en de elektronische component. De zes delen van de vioolpartij zijn verdeeld over zes lessenaars die her en der op het podium en in de zaal zijn geplaatst, en de solist wandelt rond, drentelend soms, van de ene naar de andere, om telkens een deel van zijn partij te kunnen spelen. Om een idee van onvoorspelbaarheid te creëren, staan er ook nog twee tot vier lege lessenaars – deze keuze is aan de solist – in de zaal.

 

Nono heeft het de violist niet makkelijk gemaakt. Hij schrijft extreme dynamische aanwijzingen voor, en de musicus moet voortdurend met zijn toon experimenteren en een enorme variatie aan klanken laten horen – in zijn partij zijn meer voorschriften dan muzieknoten te vinden.

 

Terwijl de violist rondzwerft tussen zijn noten, zit er een technicus aan de knoppen om de geluidsband te bedienen, die is ontstaan aan de hand van omgevingsgeluid en vioolimprovisaties door Gidon Kremer; Kremer speelde, Nono nam op en bewerkte later het materiaal. Volgens een van de aanwijzingen voor de klankregisseur mogen de sporen nooit allemaal tegelijk klinken, terwijl stilte uit de elektronische hoek wel is toegestaan. Hoewel Nono alles heeft vastgelegd en uitgeschreven, komt de uitvoering tot stand doordat de speler en de technicus hun eigen vrijheid nemen en op elkaar reageren. De violist is niet de solist, beide partijen zijn even belangrijk en zorgen voor een ruimtelijke, typisch Nono-achtige klankervaring.

Lees minder