Ga naar de hoofdcontent

De focus op het werk van Thomas Adès wordt zondag 19 juni voortgezet met een bijzonder kamermuziek-concert in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Het Koninklijk Concertgebouworkest speelt, met Adès achter de piano, kamermuziekwerken van Charles Ives, Per Nørgård en Ingolf Dahl, en twee werken van Adès zelf. Hoofdmoot en slotstuk is Adès’ Piano Quintet, een werk met een relatief conventionele sonatevorm, maar een allesbehalve conventionele uitwerking. Vóór de pauze wordt van Adès Arcadiana gespeeld, een strijkkwartet bestaande uit zeven miniaturen, waarin zeven zinnebeelden van het paradijs worden opgeroepen. Rond deze twee werken worden verder Tone Roads No 1 van Charles Ives, Through Thorns van Per Nørgård en het Concerto a tre van Ingolf Dahl uitgevoerd. Alle werken werden gekozen door de componist.

Op zondagmiddag 19 juni 2011 spelen solisten van het Koninklijk Concertgebouworkest in het Muziekgebouw aan 't IJ een kamermuziekprogramma rond werk van de jonge Engelse componist en dirigent Thomas Adès, die bij het concert tevens zal optreden als pianist. Behalve twee composities van Adès staan ook werken van Charles Ives, Per Nørgård en Ingolf Dahl op het programma. Thomas Adès maakt tijdens het Holland Festival tevens zijn debuut als dirigent bij het Koninklijk Concertgebouworkest, in een programma met violiste Leila Josefowicz als soliste; naast drie eigen composities, waaronder een nieuw opdrachtwerk, dirigeert Adès in dat programma ook de proloog uit De vliegende Hollander (1930) van Matthijs Vermeulen (1888-1967). Het Koninklijk Concertgebouworkest speelde eerder al vier werken van hem. Na Benjamin Britten wordt Thomas Adès (1971) verwelkomd als de tweede ‘boy wonder’ van de Engelse muziek. Hij studeerde piano en compositie aan de Guildhall School of Music and Drama en aan King's College en stond al op jonge leeftijd in de schijnwerpers, toen zijn Kamersymfonie (1990) werd uitgevoerd door de BBC Philharmonic in samenwerking met het Ensemble Modern. Adès heeft zich sinds het begin van zijn carrière ontwikkeld tot één van de vooraanstaande componisten en dirigenten van zijn generatie.

 

Het eerste werk van Adès, waarmee het gedeelte voor pauze wordt afgesloten, is het strijkkwartet Arcadiana uit 1994. Dit werk is opgebouwd als een verzameling van zeven miniatuurtjes, die stuk voor stuk zinnebeelden van het paradijs zijn, maar zeer uiteenlopend van karakter: van het atmosferische openingsdeel, via een Mozart hommage en een hoekige tango mortale, tot een gedragen koraal en het verstilde slot. Het centrale vierde deel ontleent zijn titel aan de waarschuwende spreuk die onder meer door Poussin op een bucolisch schilderij is vereeuwigd, Et in Arcadia ego, oftewel: de dood, zelfs in het paradijs, is nooit ver weg. Het andere werk van Adès op het programma vormt het sluitstuk van het gedeelte na de pauze: het Piano Quintet uit 2000. De componist schreef dit werk in opdracht van het Melbourne Festival voor het Arditti Quartet, waarmee hij het zelf op 29 oktober 2001 in première bracht. Piano Quintet heeft een relatief conventionele sonatevorm, die in de handen van Adès een allesbehalve conventionele uitwerking krijgt, met grillige verhoudingen, langs elkaar heen schuivende metra en extreme transformaties van het beginmateriaal.

 

Voor de pauze klinken voorts de werken van Ives en Norgard. De Amerikaan Charles Ives (1864-1954) schreef in de eerste twee decennia van de twintigste eeuw in betrekkelijke afzondering aan een grandioos oeuvre dat bol staat van de frisse en vernieuwende ideeën. In de reeks Tone Roads voor verschillende ensembles maakt hij bijvoorbeeld gebruik van technieken die pas veel later door andere componisten zouden worden ‘uitgevonden’. In Tone Roads No. 1 uit 1911 voor fluit, klarinet, fagot en strijkers wordt de toon gezet door de celli, bijgevallen door de fagot, waarna Ives zijn materiaal een aantal transformaties laten ondergaan met behulp van seriële technieken die Schönberg en Webern pas een decennium later zouden ontwikkelen.

 

De Noorse componist Per Nørgård (1932) schreef Through thorns (2003), zijn tweede Harpconcerto, voor solist en een klein ensemble van strijkkwartet, fluit en klarinet. Het werk bestaat uit één doorgecomponeerd deel en duurt ongeveer 20 minuten; het ontleent zijn titel aan een oude Maria-hymne en is muzikaal gezien gebaseerd op motieven uit een koraal dat Nørgård in 1975 schreef. Het laatste werk op het programma is het Concerto a tre (1947) van Ingolf Dahl (1912-1970), een componist die in Hamburg geboren werd uit Zweedse ouders, aanvankelijk in Duitsland studeerde, op de vlucht voor de nazi's naar Zwitserland vertrok en zich in 1938 vestigde in Amerika. Zijn Concerto a tre voor klarinet, viool en cello is een uitwerking in drie delen van een eenvoudige thematische cel. Het werd voor het eerst uitgevoerd in Los Angeles met Benny Goodman op klarinet.

Credits

muziek Per Nørgård, Thomas Adès, Ingolf Dahl piano Thomas Adès dirigent Thomas Adès uitvoering Leden van het Koninklijk Concertgebouworkest harp Lavinia Meijer fluit Kersten McCall klarinet Arno Piters fagot Ronald Karten viool Junko Naito, Marijn Mijnders, Tjeerd Top altviool Saeko Oguma cello Jérôme Fruchart, Julia Tom contrabas Olivier Thiery productie Holland Festival, Koninklijk Concertgebouworkest