Ga naar de hoofdcontent
interview met Trajal Harrell

interview met Trajal Harrell

‘Ik wil zwakte tonen als een kwaliteit die alle mensen verbindt.’
– Trajal Harrell

interview met Trajal Harrell
door Evelien Lindeboom

 


Danser en choreograaf Trajal Harrell is dit jaar de associate artist van het Holland Festival. Zijn unieke stijl is geïnspireerd op verschillende danstradities, muziek, geschiedenis, mode en beeldende kunst. Samen met zijn stralende groep dansers en gastartiesten presenteert hij zowel eerder werk, als een gedurfd nieuw project: Welcome to Asbestos  Hall. Hiermee wordt de geest van Asbestos Hall tot leven gebracht; de studio van Tatsumi Hijikata (1928-1986), een van de grondleggers van butoh.

 

Welcome to Asbestos Hall is de grande finale van een lange periode waarin je onderzoek deed naar de traditionele Japanse danstheaterkunstvorm, butoh, en de relatie daarvan met vroegmoderne dans en de voguing danstraditie. Kun je ons meenemen naar het begin van deze zoektocht?

‘Ik had een serie gemaakt waarin de catwalk mijn kenmerk was, en in 2013 besloot ik dat ik op een andere manier naar het modespektakel wilde kijken. Ik raakte geïntrigeerd door een paar bijzondere momenten in het begin van de jaren tachtig, toen Japanse ontwerpers voor het eerst te zien waren in modeshows in Parijs. Ze hadden een grote invloed op de esthetiek: ze zorgden voor een heel donkere, monochrome, androgyne sfeer die deed denken aan beschrijvingen van Japanse butoh, terwijl dat dateert uit de jaren zestig.

 

Je bent naar Japan gereisd?

‘Ik wilde daar altijd al eens naartoe en dit gaf me een impuls om te gaan onderzoeken of Rei Kawakubo, hoofdontwerper van Comme des Garcons, beïnvloed was door butoh. Wat ik me echter niet had gerealiseerd, was dat de mensen daar mijn vragen heel letterlijk zouden nemen. Dus wanneer ik vragen stelde over butoh, probeerden ze me ervan te overtuigen om de archieven van Tatsumi Hijikata te gaan bekijken – de grondlegger van butoh, samen met Kazuo Ohno. In eerste instantie leek me dat te traditioneel, maar al snel begreep ik dat ik niet kon weigeren. Toen ik een aantal van die werken uit de jaren zestig bekeek, was ik stomverbaasd! Ik zag een esthetiek die ik nog nooit had gezien en die ik niet helemaal kon bevatten. Om het beter te begrijpen, begon ik aan een nieuw onderzoek waarin ik de theorieën van butoh benaderde vanuit mijn eigen werk. Dit leidde tot voorstellingen als Porca Miseria (2022) en The Romeo (2023), en nu komt het tot een einde met Welcome to Asbestos Hall...’


Hoe ziet je onderzoek eruit?
‘Mijn onderzoek is vergelijkbaar met zwemmen in een rivier; ik dompel me ergens in onder totdat het een wirwar wordt zonder uitweg. In dit geval bracht ik tijd door in Japan, sprak ik mensen, dook in die archieven, bekeek foto’s en video’s, las boeken en ik ging winkelen, op zoek naar kostuums... Het is nooit mijn bedoeling om iets na te maken.  Meestal is er een bepaalde spanning waardoor er steeds meer vragen naar boven komen. In dit geval was ik op zoek naar de spanning tussen butoh en vroegmoderne dans,  waardoor er nieuwe mogelijkheden ontstonden binnen mijn verbeelding. 

 

Kun je meer vertellen over die spanning tussen butoh en moderne dans?
‘Dans gaat op veel manieren over kracht. Mijn groep performers is ook heel uitgesproken. We zijn niet te verlegen om onszelf te laten zien en dat is krachtig. Door butoh, dat ouderdom en verval omarmt als een onderdeel van het leven, ontdekte ik dat ik het over zwakte wil hebben. Ik ben zelf geconfronteerd met zwakte en ik kwam tot het inzicht dat we ook dat deel van onszelf kunnen waarderen, erkennen en eren. Dat het als een onderdeel van de menselijke ervaring moet worden gezien. Ik wil niet dat mensen zich alleen voelen in hun pijn of verdriet. Kwetsbaarheid is niet hetzelfde als slachtofferschap, het kan samengaan met kracht. Dus toen ik de kracht van de catwalk begon te  combineren met sterke, zelfverzekerde kwetsbaarheid, resulteerde dat in een heel interessante, buitengewone mix. Ik wil zwakte tonen als een kwaliteit die alle mensen verbindt.’

 

Hoe was deze spanning aanwezig in je voorstellingen Porca Miseria en The Romeo, die te zien waren op Holland Festival 2022 en 2024?

‘Er bestaat geen eenvoudig antwoord op de vraag hoe het allemaal samenhangt. Er ontstaan meerdere lagen doordat we in de groep verschillende ideeën bespreken. Die gaan we vervolgens met ons lichaam verwerken en ervaren in de context van een theatraal moment. De spanning is bijvoorbeeld terug te zien in bewegingen waarin struikelende en trotse eigenschappen zich vermengen. Porca Miseria ging over vrouwen die op onorthodoxe manieren met hun eigen macht omgingen en de maatschappelijke verwachtingen  over wie zij waren uitdaagden.

 

De figuren die ik koos, Maggie the cat, Medea en choreografe Katherine Dunham, daagden stuk voor stuk op een bepaalde manier onze  opvattingen over de moderne vrouw uit. In de voguing danstraditie wordt het woord ‘bitch’ gebruikt als eretitel. Toen ik twee jaar later The Romeo maakte, was dat vanuit een besef van de menselijke wil om te overleven. Ik zocht naar een fictieve dans die zou aanvoelen alsof hij in meerdere historische periodes had bestaan en die iedereen in het publiek zou kunnen herkennen, ook al was het fictie. Ik wilde dat het mensen zou samenbrengen. Ik streef er altijd naar om een moment van saamhorigheid te creëren.’


Is dit de reden dat je ook altijd zelf op het podium staat met je dansers, soms uitvoerend, soms observerend?
‘Als choreograaf moet ik naar het werk kijken. Tegelijkertijd is het optreden zelf in de kern wat ik het allerliefst doe. Ik geloof niet dat ik ooit het type choreograaf zal zijn om in het publiek te zitten. Ik probeer altijd manieren te vinden om tegelijkertijd binnen en buiten de voorstelling te zijn.’ 


Kun je iets vertellen over Caen Amour (2016) en Sister or He Buried the Body (2021), twee werken die je eerder maakte in je periode van onderzoek naar butoh, en die tijdens het festival in het Stedelijk Museum te zien zijn?
‘Ik ben ontzettend blij dat ze allebei deel zullen uitmaken van Holland Festival 2025! Caen Amour verwijst naar een periode in het begin van de twintigste eeuw, toen vrouwen experimenteerden met dans zonder dat er instituten waren voor danskunst. Zij braken met vastgeroeste ideeën over burlesk amusement en over sociale, nationale of religieuze dansen. Ze probeerden iets artistieks te maken en lieten zich beïnvloeden door “oosterse” dansen. Hier komt ‘hoochie-koochie’ dans vandaan. Ik vond deze  geschiedenis interessant en bovendien had ik vage herinneringen aan mijn vader die heimelijk naar zulke shows ging, wat ook mijn nieuwsgierigheid aanwakkerde. Op het moment dat ik deze show maakte, verplaatste ik me veel tussen theaters en kunstgaleries, wat van invloed was op het perspectief van het publiek. De show is een resultaat van al die dingen.

Sister or He Buried the Body is een dans die ik idealiter tot mijn tachtigste kan dansen, zittend, met mijn handen. Het betrekken en representeren van ouderen past naadloos in de traditie van butoh. Dit stuk is mijn denkbeeldige interpretatie van een ontmoeting tussen de ideeën van Tatsumi Hijikata, pionier van de butoh, en Katherine Dunham, pionier van Afro-Amerikaanse dans. Het moet niet worden verward met een samensmelting; ik doe niet aan fusion dans. Het is echt pure verbeelding die voortkomt uit de wetenschap dat ze elkaar mogelijk hebben ontmoet en een studio hebben gedeeld. Ik vroeg me af: wat doet die kennis met mij als artiest?’

 

Laten we het hebben over Asbestos Hall. Wat was deze studio in Japan oorspronkelijk precies?
‘Het was de legendarische studio van Tatsumi Hijikata (1962-1986), grondlegger van Japanse butoh. Het stond bekend als een zeer vruchtbare plek waar kunstenaars op bezoek kwamen, rondhingen, sliepen, dronken, hun eigen kostuums maakten en de hele nacht door praatten en creëerden. De beelden die ik ervan zag waren fenomenaal. De energie in een studio is heel anders dan in een theater, alles is er mogelijk, het experiment staat centraal. Ze droegen daar bijvoorbeeld hun kimono’s binnenstebuiten. Er werd over grenzen heen gegaan, op goede en slechte manieren. Een negatief voorbeeld is dat sommige dansers ‘s nachts weggingen om geld te verdienen met erotisch dansen en  bij terugkomst een deel van hun inkomsten aan de studio doneerden. Dat soort dingen werd nooit onderzocht, het was een algemeen bekend gegeven dat nu onaanvaardbaar zou zijn. Je kunt nu niet over Asbestos Hall praten, over de buitengewoon creatieve productiviteit die daar plaatsvond, zonder ook die andere kant te belichten. Ik probeer Asbestos Hall niet voor te stellen als een perfect monument van creatieve bloei. Er was ook een keerzijde.’


Welcome to Asbestos Hall wordt een publieke ontmoeting op de locatie Likeminds in Amsterdam Noord. Waar zal deze huidige versie van Asbestos Hall over gaan?
‘Het is heel radicaal en feestelijk om dit lange butoh-project af te sluiten in een studiosetting, dus dat lijkt me toepasselijk. We zullen veel tijd doorbrengen als groep. We gaan discussiëren en repeteren en we presenteren werk dat misschien al af is en misschien nog niet. We gaan spelen met de tijd, zoals ze in Japan ook deden. Ook wij zullen onze kimono’s binnenstebuiten keren, bij wijze van spreken, want zo voelt het om mensen uit te nodigen in je studio. Een studio laat echt de binnenkant van het creatieve proces zien. We geven het publiek, de kans om te komen kijken naar wat er in ons omgaat. Dat voelt tegelijkertijd angstaanjagend en erg opwindend. Over het resultaat kan ik nog niet veel zeggen, maar ik hoop dat er verschillende texturen zullen verschijnen, zodat het een soort collectie wordt.’ 

 

Wat kunnen mensen verwachten als ze op bezoek komen?

‘Een studiobezoek zal een andere ervaring zijn dan een bezoek aan een grote show. Er zijn misschien wat bekende elementen te zien, maar over het algemeen zal het meer  ‘fast and dirty’ zijn. Intiemer. Ik denk dat het op een heel eigen manier ontroerend wordt: een nieuwe en hartverwarmende ervaring die wat geduld, wat goede wil en  misschien wat vergeving vraagt. Er zullen grotere en kleinere creaties zijn, pop-up optredens, late-night feestjes en gastartiesten die allerlei ervaringen verzorgen. We bieden ruimte voor discussie en stof tot nadenken. We zullen het bijvoorbeeld hebben over de nalatenschap van Hijikata, inclusief die donkere kant van zijn praktijk. Zoals ik al zei, had zijn studio ook een problematische kant en hij kan bekritiseerd worden. Het publiek kan er ook vanuit gaan te worden betrokken bij wat we doen, we zullen altijd zorgen voor context. Tegelijkertijd is het superbelangrijk om niet alles voor te kauwen. Om iets samen te ervaren, heeft het geen zin om te voorspellen waar we naartoe gaan. De ruimte om te verkennen is een essentieel onderdeel van het artistieke avontuur, zeker in een studio.’

 

Je hebt het over het bekritiseren van Hijikata, ook al is hij zo’n grote inspiratiebron voor je. We worden steeds kritischer  op de nalatenschap van theater en dans als het gaat om politiek, zichtbaarheid, geweld en discriminatie. Wat kunnen we leren?

‘We moeten kritisch zijn. We kunnen erkennen dat er mensen zijn die duidelijk een enorme invloed hebben op de geschiedenis. Maar we moeten aandacht besteden aan de manieren waarop zij hun leiderschapsposities gebruiken voor hun eigen machtsposities. Dat is inderdaad iets waar we nu echt naar kijken en dat is een goede ontwikkeling.
Ik ben supergeïnteresseerd in grootheden uit de dansgeschiedenis, zoals Kazuo Ohno en Katherine Dunham, maar ik denk dat het gezond is om ook hen te kunnen bevragen.  Het is belangrijk om onze goden met beide benen op de grond te zetten, ze van hun troon te stoten. Juist door hun menselijkheid te zien en benadrukken, maken we ook onszelf menselijker.’

 

Je werkt met een vaste groep dansers en performers. Kun je uitleggen wat deze groep voor jou betekent en hoe jullie samenwerken?
‘Er is een sterke band met de dansers. Met een aantal van hen werk ik al sinds 2008, en er is een groep jongere mensen rond 2017 begonnen. Er zijn dus al twee generaties bij me en dat stemt me dankbaar. Ik had al dit werk niet zonder hen kunnen maken; het is ook hun werk. Ik respecteer hun rol als kunstenaar en ik probeer ze een eigen inbreng te laten hebben in het werk. Dat vind ik belangrijk. We delen een dansstijl, maar onze manier van samenwerking zorgt ervoor dat ze meer zichzelf kunnen worden, geen kopieën van mij. Het was een schok voor me toen ik me op een gegeven moment moest realiseren dat veel jonge choreografen mij inmiddels zien als de gevestigde orde. Ik bedoel, ik maak me nog steeds druk om dingen. Er is veel dat ik nog niet weet. Ik ben heel blij dat de dansers met wie ik werk ook hun eigen werk maken, en ik hoop dat ik daar een positieve invloed op heb.’ 

 

Het Holland Festival nodigt gasten uit – artiesten die ook voor jou belangrijk zijn. Kun je ons vertellen wie dat zijn en wat ze voor je betekenen?

‘Een van de gasten is mijn beste vriend uit Tokio, choreograaf en danser Takao Kawaguchi. We delen een affiniteit en liefde voor Kazuo Ohno en hij zal een stuk over hem  presenteren. Ook ben ik erg blij om choreografe en danseres DD Dorvillier op het festival te hebben.  Ik heb haar in New York ontmoet en ken haar al heel lang. Ze zal een van haar stukken opvoeren waar ik ontzettend van hou, genaamd No Change or “freedom is a psycho-kinetic skill”. En de geweldige Craig Taborn komt ook. Dat zie ik echt als een cadeau, want hij is een van mijn favoriete muzikanten. Als ik zijn geluid in één woord zou moeten omschrijven, zou ik ‘speculatief’ zeggen. Ik heb het gevoel dat zijn muziek
altijd zoekende is. We gaan een blind date organiseren waarbij ik een dans zal improviseren op zijn livemuziek. En er komen nog meer gastartiesten.’

 

Wat betekent het voor je om te zijn uitgenodigd als associate artist voor het Holland Festival?

‘Allereerst ben ik het team van het Holland Festival erg dankbaar dat ze mijn werk zo aanmoedigen en steunen. Dit project in het bijzonder, want het is riskant! Het is onvoorspelbaar en past niet in de standaard verwachtingen van resultaten. Het festival heeft zich al meerdere jaren aan mij als kunstenaar verbonden en dit is een bijzonder mooie kans die ze me bieden, om op zo’n unieke manier dit tijdperk af te sluiten. Dat stimuleert me om mezelf te blijven uitdagen. Associate artist zijn is ook interessant omdat ik voortdurend met het artistieke team in gesprek ben over het festival zelf. Ze staan open voor mijn ideeën en gedachten. Het is een geweldig proces om deel uit te maken van die discussie en de programmering. Ik voel me heel betrokken en heb er veel plezier in.’

 

Hoe zal het zijn om drie weken lang in Amsterdam aanwezig te zijn?

‘Het wordt een snelkookpan om drie weken lang aanwezig zijn op het festival en in de studio te werken. Het voelt alsof ik mijn veiligheidsdekentje kwijt ben! Tegelijkertijd is het heel menselijk om zo eerlijk en open te zijn, dus hopelijk kunnen mensen zich daarmee identificeren. Dat is waar ik op gok, dat als we oprecht en vrijgevig blijven, mensen zullen stilstaan bij wat we te bieden hebben en dat ze het zullen waarderen voor wat het is. Het betekent veel om in Amsterdam te zijn. Het is de eerste plek buiten de Verenigde Staten waar ik op tournee ging en dat klinkt door in de rest van mijn carrière. De houding van de mensen hier is me erg dierbaar, ik heb het gevoel dat dans hier  echt begrepen en gewaardeerd wordt. Wat ik het allermooiste vind, is samenzijn met het publiek. Die geweldige energie die de mensen meebrengen, het zien van de verwachtingsvolle gezichten, dat is iets waar ik naar uitkijk.’