Ga naar de hoofdcontent

De internationale topopera From the House of the Dead (Uit een Dodenhuis) zal in aanwezigheid van tal van prominente gasten de opening vormen van het 60ste Holland Festival. De opera staat onder leiding van een legendarisch artistiek team: dirigent/componist Pierre Boulez, regisseur Patrice Chéreau en vormgever Richard Peduzzi. Het drietal was in 1976 verantwoordelijk voor de opening van het honderdjarig jubileum van de Bayreuther Festspiele. Hun weergave van Der Ring des Nibelungen staat te boek als een van de hoogtepunten uit de geschiedenis van de opera. Voor het eerst werken deze meesters nu weer samen – in een productie waar in de muziek- én theaterwereld reikhalzend naar uitgekeken wordt. From the House of the Dead is een co-productie van het Holland Festival met de Wiener Festwochen, Festival d’Aix-en-Provence, de Metropolitan Opera in New York en Teatro alla Scala in Milaan. De samenwerking tussen de vijf internationaal gerenommeerde kunstinstituten is een zelden vertoond huzarenstukje. Niet alleen is het een reisproductie van ongekende omvang, maar vooral de deelname van topensembles en -vocalisten als het Mahler Chamber Orchestra, het Arnold Schoenberg Chor en Olaf Bär, John Mark Ainsley, Stefan Margita, Peter Straka en Wolfgang Brendel is bijzonder. From the House of the Dead, een werk van de Tsjechische componist Leoš Janáček, is voor de opera wat Picasso’s Guernica is voor de schilderkunst: een meesterwerk van de 20ste eeuwse Europese cultuur en tevens een aanklacht tegen de onmenselijkheid van de mensheid.

‘Waarom met de schrijver van Schuld en Boete afdalen in de donkere, ijskoude cellen van criminelen? In de geesten van criminelen, en daar vind ik dan een goddelijke vonk. Je kan hun misdaden niet van hun doorgroefde gezichten vegen, net zomin als je die goddelijke vonk kan doven. In wat voor diepte brengt hij ons – maar zoveel waarheid in zijn werk!

Kijk hoe de oude man van de oven glijdt, naar het dode lichaam strompelt en er een kruisteken over maakt, om dan te mompelen: “Een moeder heeft ook hem gebaard”.

Dat zijn de lichtpunten in het dodenhuis.’

(tekst gevonden in Janáčeks vestzak na zijn dood)

 

 

De Tsjechische componist Leoš Janáček (1854-1928) schreef zijn meest bekende werken zoals Het Sluwe Vosje en De Zaak Makropoulos aan het einde van zijn leven. Zo ook From the House of the Dead, waaraan hij begon na het lezen van de memoires van Dostojevski over diens ervaringen in een Siberisch gevangenkamp.

De Russische schrijver Fjodor Dostojevski (De Gebroeders Karamazov, Misdaad en Straf) heeft enige tijd gevangen gezeten in een gevangenis in Omsk in Siberië wegens zijn betrokkenheid bij een socialistisch getinte organisatie. In zijn mémoires geeft hij een schets van het leven in een gevangenenkamp. Voor Janáček was het lezen van de mémoires (in het Russisch!) de opmaat voor een opera die, anders dan alle vorige opera’s die hij had gecomponeerd, niet één centraal personage heeft.

In drie aktes worden verschillende gevangenen aan het woord gelaten. Uit hun verhalen wordt duidelijk waarom ze zijn opgesloten; in enkele gebeurtenissen schetst Janáček de grimmige sfeer en de harde omstandigheden van het kamp. De onderlinge verhoudingen zijn grimmig – toch was het juist dit laatste waarin Janáček zijn inspiratie vond.

Hoe te overleven in zulke omstandigheden, en meer nog, hoe enige waardigheid en medemenselijkheid op te houden, was een vraagstuk dat de componist bezighield. In zijn muziek klinkt zowel het gruwelijke van de situatie als de compassie met de gevangenen, zijn begrip voor hun drijfveren.

Het leidt tot een opera die niet bepaald een happy ending heeft – eerder blijft een gevoel hangen over de onophoudelijke onmenselijkheid van de mensheid.

Geen ander thema is zó de 20e eeuwse opera binnengedrongen als het gevecht van de mens tegen zichzelf – nauwelijks verrassend gezien alle bloedbaden die een groot deel van dat tijdperk bepaalden. Janáček schreef From the House of the Dead na de Eerste Wereldoorlog, vlak voor het instorten van de Weimar Republiek en de opkomst van de Nationaal Socialistische partij. Het lot van de gewone man was één van zijn preoccupaties; door zijn opera de structuur te geven die hij nu heeft droeg Janáček bij aan het ontstaan van de humanitaire opera. 

Het werk kan het beste vergeleken worden met Picasso’s Guernica dat, ondanks het afgeschilderde slagveld, behoort tot de belangrijke meesterwerken van de 20e eeuwse schilderkunst. Dit geldt ook voor Janáček’s From the House of the Dead. Ondanks het aangrijpende karakter van de setting en de gebeurtenissen is gedurende de hele opera duidelijk dat de warmte van Janáček overwint. Deze warmte gaat gepaard met prachtige verbeeldingen van vrijheid: het vrijlaten van een vogel, het afschilderen van een rivier of de Paasviering in de opera creëren in feite een opbeurend geheel. Dit werk toont ons beelden van compassie en hoop, geworteld in pure en oprechte menselijkheid.

Het trio Pierre Boulez, Patrice Chéreau en decorontwerper Richard Peduzzi tekenden in 1976 voor de legendarische uitvoering van Der Ring des Nibelungen bij het honderdjarig jubileum van de  Bayreuther Festspiele. ‘Geniale interpretatie’, ‘perfecte acteursregie’, ‘subtiele muzikale uitwerking’, zijn slechts enkele van de superlatieven waarmee deze opera door de internationale pers werd overladen. Hun weergave van Der Ring des Nibelungen staat te boek als een van de hoogtepunten uit de geschiedenis van de opera en maakte vijf seizoenen lang furore. Voor het eerst werken deze meesters nu weer samen – in een productie waar in de muziek- én theaterwereld reikhalzend naar uitgekeken wordt.

From the House of the Dead is een co-productie van het Holland Festival met de Wiener Festwochen, de Scala in Milaan, Festival d’Aix-en-Provence en de Metropolitan Opera in New York. De samenwerking tussen de vijf internationaal gerenommeerde festivals en operahuizen is een zelden vertoond huzarenstukje. Niet alleen betreft het een reisproductie van ongekende omvang, maar met name de participatie van internationale topkunstenaars uit alle windstreken mag spectaculair worden genoemd.

 

 

Synopsis

Een gevangenenkamp in Siberië, een winterochtend.

De gevangenen roddelen over een nieuwkomer, een man van adel. Een grote gevangene ruziet met de kleine gevangene; Luka Kuzmitsch haalt hen uit elkaar. De nieuwe gevangene, Gorjantschikov, wordt ondervraagd door de gouverneur, die vervolgens het bevel geeft hem te geselen. De gevangenen treiteren een adelaar die zijn vleugel heeft gebroken; de garnizoenscommandant moedigt zijn soldaten aan Gorjantschikov te slaan.

Terwijl de gevangenen aan het werk gaan vertelt één van hen, Skuratov, over zijn verleden in Moskou. Dit irriteert de anderen zeer. Als hij eindelijk stil is vertelt Luka over zijn wederwaardigheden in het kamp. Als hij beland is bij een geseling die hij onderging wordt Gorjantschikov binnengedragen, halfdood na zijn aframmeling.

 

Laat in de middag in de lente.

Gorjantschikov biedt een jonge Tartaar, Aljeja, aan hem te leren lezen en schrijven. Het is Pasen, en aan het eind van de dag komt de lokale bevolking met geschenken voor de gevangenen. Skuratov vertelt hoe hij zijn zinnen had gezet op een huwelijk met een Duits meisje. Toen zij met een rijke horlogemaker trouwde ging hij naar de bruiloft en schoot de bruidegom dood.

De gevangenen spelen twee toneelstukken, een versie van Don Giovanni en The Lovely Miller’s Wife. Na de voorstellingen gaat een gevangene ervandoor met een prostituee. Terwijl Aljeja en Gorjantschikov thee drinken worden ze aangevallen door de kleine gevangene, die jaloers is op de status van Gorjantschikov. Aljeja raakt gewond.

 

Nacht. In de ziekenboeg.

Aljeja ijlt van de koorts. Luka, die stervende is, spuugt zijn gal over het serviele gedrag van Tschekunov. Schapkin beschrijft hoe een magistraat bijna zijn oren van zijn hoofd trok.

Schischkov vertelt over zijn geliefde Akulka. Schischkov’s rivaal, Filka Morozov, beweerde dat hij met Akulka had geslapen en maakte haar publiekelijk te schande. Schischkov werd overgehaald met haar te trouwen, en geloofde in eerste instantie in haar onschuld. Later overtuigde Filka hem van zijn vergissing. Toen Schischkov erachter kwam dat Akulka nog steeds van Filka hield doodde hij haar.

Als het verhaal is afgelopen sterft Luka. Dan herkent Schischkov hem als Filka.

 

Ochtend. In de gevangenis.

De dronken garnizoenscommandang verontschuldigt zich bij Gorjantschikov en kondigt zijn vrijlating aan. Aljeja neemt afscheid van hem. De gevangenen laten de adelaar vrij, die is hersteld van zijn gebroken vleugel.

  • © Ros Ribas

  • © Ros Ribas

  • © Ros Ribas

Credits

libretto Leoš Janáček gebaseerd op werk van Fjodor M. Dostojevski muzikale leiding Pierre Boulez regie Patrice Chéreau artistiek medewerker Thierry Thieû Niang scenografie Richard Peduzzi kostuums Caroline de Vivaise licht Bertrand Couderc uitvoering Arnold Schoenberg Chor, Mahler Chamber Orchestra dirigent Mahler Chamber Orchestra Erwin Ortner dirigent Arnold Schoenberg Choir Jordi Casals cast Olaf Bär (Alexander Petrovitsch Gorjantschikov), Erik Stokloßa (Aljeja, een jonge Tataar), Stefan Margita (Filka Morozov, bekend als Luka Kuzmitsch), Peter Straka (De grote gevangene), Vladimir Chmelo (De kleine gevangene), Jiri Sulzenko (De garnizoenscommandant), Heinz Zednik (De zeer oude gevangene), John Mark Ainsley (Skuratov), Jan Galla (Tschekunov), Tomas Krejcirik (De dronken gevangene), Martin Bárta (De kok), Vratislav Kriz (De geestelijke), Olivier Dumait (De jonge gevangene), Susannah Haberfeld (Prostituee), Ales Jenis (Een gevangene in de rol van Don Juan en Brahmine), Marian Pavlovic (Kedril), Peter Hoare (Schapkin), Gerd Grochowski (Schischkov), Andreas Conrad (Tscherevin) stem achter de scène Olivier Dumait acteurs Thomas Bäuml, Helmut Gebeshuber, Rainer Maria Gradischnig, Dominik Grünbühel, Karl Hoess, Elsayed Kandil, Viktor Krenn, Günther Matzka, Max Mayerhofer, Kurt Raubal, Michael Reardon, Alexander Strauss, Florian Tröbinger, Darko Vukovic drums Michael Draskovits koorleden Alexander Arbeiter, Christian Bammer, Istvan Ba, Akos Banlaky, Rumen Dobrev, Jörg Espenkott, Martin-Jacques Garand, Hans-Jörg Gaugelhofer, Roland Girardi, Peter Goldner, Peter Haigermoser, Gebhard Heeghmann, Christian Kostal, Martin Hulan, Raimund Klebel, Peter Kövari, Georg Kreuzbauer, Michal Kucharko, Tomasz Kufta, Alexander Linner, Daniel Mair, Nenad Marinkovic, Clemens Mondolfo, Thomas Palfner, Vladimir Prado, Johannes Puchegger, Victor Saxinger, Willi Spuller, Andreas Werner, Christoph Wutti, Christian Zehetner, Jürgen Zwick figuranten Georg Grunsky, Anita Evanzin, Claudia Haber, Iwona Sakowicz, Daniela Sonntag coproductie Festival d’Aix-en-Provence, Teatro alla Scala, Metropolitan Opera New York, Wiener Festwochen, Holland Festival met steun van Euronext