Toen in 1987 voor het eerst muziek van de Canadees Claude Vivier in Nederland werd uitgevoerd, was de verrassing groot. Het ging om een uitvoering van, onder meer, Et je reverrai cette ville étrange en Bouchara door het Delta Ensemble onder leiding van Jurrien Sligter. Later werden uitvoeringen van Trois Airs pour un opéra imaginaire en Glaubst du an die Unsterblichkeit der Seele (Asko Ensemble,1992) en Lonely Child (Asko/Schönberg Ensemble,1994) door publiek en pers zeer gunstig ontvangen.
data
za 3 juni 1995 02:00
informatie
-
Duur voorstelling niet bekend
Claude Vivier (1948-1983) studeerde compositie aan het conservatorium van Montréal. ‘We hebben vrachten partituren doorgewerkt, geanalyseerd, bediscussieerd. Hij bleef maar vragen. Mensen die zo naar kennis hongeren, zijn zeldzaam', aldus zijn toenmalige docent Gilles Tremblay. Vivier assimileerde de harmonische wereld van Alban Berg even gemakkelijk als de klank van Gregoriaanse gezangen. In zijn composities raakte hij evenwel meer beïnvloed door het feit dat de muziekgeschiedenis zoveel verschillende stemmen had opgeleverd, dan door specifieke componisten. Muziek koesterend als een spel van onbeperkte mogelijkheden ging hij te rade bij onder anderen Karlheinz Stockhausen, wiens leerling hij was van 1972 tot '74, terwijl de fascinatie voor oriëntaalse klanken hem naar Azië en het Pacifisch gebied dreef. Al deze invloeden assimilerend, kwam hij tot een stijl 'die aan geen enkele andere componist doet denken en die buiten alle hedendaagse trends staat', zoals over hem werd geschreven.
Overigens studeerde Vivier in de periode 1971-'72 aan het Instituut voor Sonologie in Utrecht en maakte daar een aantal bandcomposities - de tapes liggen nu in het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, de huidige vestigingsplaats van het instituut.
Viviers muziek kan moeilijk los worden gezien van zijn levensloop. In een geheel eigen stijl heeft hij uitdrukking gegeven aan het voortdurend zoeken naar zijn wortels, aan gevoelens van eenzaamheid en een gemis aan geborgenheid. Maar ook een sterk religieus besef, zijn homoseksualiteit en zelfs zijn voorvoelde vroegtijdige dood vormen steeds terugkerende thema's in zijn werk. De wijze waarop hij in 1983 in Parijs om het leven kwam heeft hij zelf voorspeld in zijn laatste en onvoltooide compositie Glaubst du an die Unsterblichkeit der Seele. Rond 1980 besloot Vivier een aantal van zijn belangrijkste werken samen te brengen in een groot project dat de vorm van een 'montage-opera' (opéra fleuve) zou krijgen: de stukken zouden als tableaus aaneengeschakeld worden en een gezamenlijk verhaal vertellen. Als thema voor deze opera koos hij de reizen van Marco Polo.
Als persoon was Vivier steeds op zoek naar nieuwe ervaringen, altijd benieuwd naar de onontgonnen delen van zijn innerlijk. Hij had een idool gevonden in Marco Polo, de 'handelaar in wonderen', die naar het einde van de wereld was gereisd en schatrijk terugkeerde naar zijn vaderland met de meest fantastische verhalen over wat hij had beleefd. Marco Polo fungeerde voor hem als een metafoor voor durf, verbeeldingskracht en ook eenzaamheid. Daarom heeft Vivier het ook over een Marco Polo.
Hoewel Vivier in 1976 een reis door Azië had gemaakt, verwijst de aanwezigheid van Aziatische plaatsnamen, onverstaanbare teksten en oosterse instrumenten en ritmes in zijn muziek in de eerste plaats naar een denkbeeldig continent, waar de componist zelf als een onvermoeibare ontdekkingsreiziger in rondzwerft.
Uit het Marco Polo-project - dat overigens tot nu toe niet integraal is uitgevoerd - selecteerde het Asko/Schönberg Ensemble een drietal werken: Prologue pour un Marco Polo (vijf solisten, zes klarinetten, slagwerk en strijkorkest), Shiraz voor piano solo en Lonely Child (sopraan en ensemble). Tezamen met Zipangu voor dertien strijkers en Glaubst du an die Unsterblichkeit der Seele (koor, drie synthesizers en twee slagwerkers) vormen ze een programma dat het verhaal lijkt weer te geven van Viviers eigen leven.