Ga naar de hoofdcontent

De muziek van Wagners laatste opera oogstte van meet af aan grote bewondering, maar het religieusfilosofische karakter van het libretto heeft steeds weer aanleiding gegeven tot heftige discussies. Alleen een ‘reine dwaas’ kan door de kracht van het christelijk mededogen heil en verlossing brengen aan koning Amfortas en diens in verval geraakte Graalgemeenschap. Maar is Parsifal nog wel een ‘reine dwaas’ nadat Kundry hem heeft gekust? Aan het slot van de opera blijkt immers dat hij, de verlosser, zelf behoefte heeft aan verlossing. Ook Kundry draagt twee zielen in zich: zij is zowel verleidster als dienares. De leidmotieven werken zodanig op elkaar in dat deze gespletenheid en ambivalentie gestalte krijgen in de sublieme spanning van de muziek.

Het voorafgaande

In de Graalburcht worden twee relikwieën bewaard: de kelk van het Laatste Avondmaal (de Graal) en de speer waarmee Christus' zijde na de kruisdood werd geopend. Engelen hadden deze voorwerpen aan koning Titurel geschonken. De Graalbroederschap legt zich toe op het helpen van mensen in nood. Ook Klingsor wilde zich bij hen aansluiten, maar hij kon niet voldoen aan de voorwaarde van kuisheid. Toen hij zichzelf daarom castreerde en wederom werd afgewezen, schiep hij uit woede een betoverde tuin, waarin jonge vrouwen de Graalridders verleiden. Amfortas, Titurels zoon, was een van hun slachtoffers toen hij – gewapend met de heilige speer – tegen Klingsor ten strijde trok. Een geheimzinnige vrouw (Kundry) verleidde hem; Klingsor maakte hem het wapen afhandig en verwondde Amfortas in zijn zijde. De wond sluit zich niet en de koning lijdt vreselijke pijnen.

 

I

De ridder Gurnemanz laat vier knapen het dagelijks bad van de koning voorbereiden. Kundry, die tegen wil en dank de broederschap helpt, komt te paard aangesneld met een balsem uit Arabië, dat echter ook niet zal baten. De knapen vinden dat ze beter op zoek kan gaan naar de speer, maar Gurnemanz weet dat hiervoor slechts één held is uitverkoren, die tevens Amfortas uit zijn lijden kan verlossen: de 'reine dwaas', 'door meelij wetend'.

Een vreemde knaap heeft een zwaan doodgeschoten die over het meer vloog. Allen zijn verontwaardigd, wat de onnozele jongen aanvankelijk niet begrijpt. Kundry weet wie hij is: Parsifal, zoon van de gevallen Graalridder Gamuret en diens inmiddels ook gestorven vrouw Herzeleide. Gurnemanz vermoedt in hem de 'reine dwaas' en noodt hem binnen in de Graalburcht.

Door bereidt men de ceremonie van de Graalonthulling voor. Titurel, die alleen nog in leven wordt gehouden door de aanblik van de Graal, beveelt zijn zoon deze handeling te verrichten. Amfortas weigert aanvankelijk, want hij weet dat zijn pijn tijdens het oplichten van de Graal even verdwijnt, om daarna des te heviger terug te keren. Maar allen dringen aan en hij geeft toe. De Graal wordt onthuld, het bloed van Christus gloeit daarin op en de ridders nemen deel aan het Avondmaal. Parsifal heeft er niets van begrepen en Gurnemanz gooit hem de deur uit.

 

II

Vanuit zijn kasteel ziet Klingsor Parsifal naderen. Hij beveelt Kundry de onschuldige jongen van zijn reinheid te beroven. Eens had Kundry de lijdende Christus uitgelachen en als straf moet zij eeuwig blijven leven. Ze dient daarbij zowel de Graalbroederschap als Klingsor. Afvallige Graalridders proberen Parsifal tegen te houden maar hij verslaat hen en betreedt de betoverde tuin.

De bloemenmeisjes proberen hem tevergeefs te verleiden; Kundry slaagt er bijna in. Ze vertelt hem uitvoerig over zijn moeders dood en biedt hem troost door een kus. Door haar omhelzing voelt Parsifal plotseling de pijn van Amfortas en hij begrijpt dat hij niet verder op haar avances moet ingaan. Hij beseft zijn roeping en wil terug naar de Graalburcht. Klingsor is woedend en slingert de speer naar hem toe, maar deze blijft boven Parsifals hoofd zweven. Parsifal grijpt het wapen, slaat er een kruis mee en Klingsors burcht zakt in de diepte. Parsifal begeeft zich op weg naar de Graalburcht.

 

III

Jaren later, de ochtend van Goede Vrijdag. Gurnemanz woont als kluizenaar in het bos. Hij wekt Kundry uit een diepe slaap en merkt dat zij zich zacht en nederig gedraagt. Een onbekende ridder verschijnt, in volle wapenrusting – hoe ongepast op deze heilige dag! De vreemdeling blijkt Parsifal te zijn; hij komt de speer terugbrengen. Nu weet Gurnemanz dat de redder voor hem staat. Titurel is gestorven na Amfortas' weigering de Graalceremonie uit te voeren. De broederschap is tot armoede vervallen. Kundry wast Parsifals voeten, Gurnemanz wast zijn hoofd en zalft hem tot koning. Parsifal doopt Kundry. De natuur komt tot bloei door de wonderkracht van Goede Vrijdag.

De ridders willen dat Amfortas nog eenmaal de Graal onthult, hetgeen hij weigert. Parsifal sluit zijn wond met de speer en onthult nu zelf de Graal. Kundry zakt dood in elkaar en Parsifal wordt gehuldigd als nieuwe Graalkoning.

  • © Monika Rittershaus en Ruth Walz

  • © Monika Rittershaus en Ruth Walz

  • © Monika Rittershaus en Ruth Walz

  • © Monika Rittershaus en Ruth Walz

  • © Monika Rittershaus en Ruth Walz

  • © Monika Rittershaus en Ruth Walz

  • © Monika Rittershaus en Ruth Walz

  • © Monika Rittershaus en Ruth Walz

  • © Monika Rittershaus en Ruth Walz

  • © Monika Rittershaus en Ruth Walz

  • © Monika Rittershaus en Ruth Walz

Credits

muziek Richard Wagner libretto Richard Wagner muzikale leiding Iván Fischer regie Pierre Audi decor Anish Kapoor kostuums Christof Hetzer licht Jean Kalman dramaturgie Klaus Bertisch cast Lisette Bolle, Alejandro Marco-Buhrmester, Melanie Greve, Tomoko Makuuchi, Inez Hafkamp, Oleksandra Lenyshyn, Jeroen de Vaal, Erik Slik, Roger Smeets, Rosanne van Sandwijk, Marieke Reuten, Jean-Léon Klostermann, Kurt Rydl, Falk Struckmann, Christopher Ventris, Petra Lang orkest Koninklijk Concertgebouworkest koor Koor van De Nederlandse Opera instudering Martin Wright

Deze voorstelling is mede mogelijk gemaakt door