Drie van Nederlands beste ensembles en de virtuoze Amerikaanse slagwerker en dirigent Steven Schick wagen zich aan een marathonuitvoering van het magnum opus van de Schotse componist James Dillon. Nine Rivers bestaat uit negen delen voor uiteenlopende bezettingen, variërend van slagwerksolo en a capellazang tot strijkers en elektronica. Het stuk thematiseert de rivier als metafoor voor tijd en herinnering en speelt met het geheugen van de luisteraar. Voor Nine Rivers putte Dillon inspiratie uit Rimbauds gedicht Le Bateau Ivre. Zoals de losgeslagen boot zich in dit beroemde gedicht over de rivier naar zee stort, zo beweegt de muziek van Dillon zich in één doorlopend ritueel van gewichtsloze hyperactiviteit via onheilspellende horror naar Wagneriaanse grandeur. Programmaboek
data
za 8 juni 2013 19:00
za 8 juni 2013 19:01
informatie
-
Duur voorstelling niet bekend (inclusief pauzes)
De Schotse componist James Dillon (1950) houdt van grote structuren die meerdere afzonderlijke composities bijeenhouden. Zijn magnum opus is Nine Rivers, een omvangrijke cyclus van negen werken die onderling verbonden zijn door een reeks thema's en ‘tropen’, zoals transformatie en de rivier als metafoor voor de tijd. De totale duur is drieënhalf uur. Een van de redenen om het enorme karwei aan te vangen was Dillons frustratie over de versnippering in het concertformat, waarin vaak ongerelateerde composities bijeen worden gebracht. Het was zijn wens om een concertavond als geheel te concipiëren. Net als bij de wereldpremière in Glasgow in 2010 wordt Nine Rivers in het Holland Festival op één avond uitgevoerd. Deel 1 en deel 3, die beide weer uit meerdere korte delen bestaan, klinken in het Muziekgebouw aan ’t IJ en deel 2, dat wordt gevormd door de lange slagwerksolo La coupure, in het Bimhuis.
Dillon componeerde het eerste werk van Nine Rivers in 1982 en voltooide de cyclus in 1999. De losse delen gingen meestal als zelfstandig werk in première. Tot in 2010 het tegendeel bewezen werd, gold een integrale uitvoering van de cyclus als praktisch onhaalbaar. De bezetting van Nine Rivers, bekroond met de Large-Scale Composition Prize van de Royal Philharmonic Society, vraagt om een groot ensemble van hout- en koperblazers, percussie, toetseninstrumenten, harp, strijkers en elektronica. De uitvoerenden in het Holland Festival zijn Asko|Schönberg, Slagwerk Den Haag en Cappella Amsterdam, onder leiding van dirigent/slagwerker Steven Schick, die ook de solo La coupure voor zijn rekening neemt.
“Nine Rivers is een fabel over verzonnen wateren, over feeën en slangengoden, een melancholie van de stroom, een requiem voor vergiftigde rivieren, een odyssee, een geheugentheater…” Deze wilde omschrijving uit Dillons oorspronkelijke synopsis van de cyclus maakt duidelijk dat Nine Rivers muziek is die buiten haar oevers treedt. Maar ook, afgaande op de vloeibare metaforen, dat de thematische organisatie ervan hecht is. Dillon begon aan Nine Rivers te werken vanuit een aantal losjes gerelateerde thema's en ideeën: allereerst dat van de rivier als een metafoor voor de tijd. Een beroemde verwoording van die metafoor is het epigram van de antieke Griekse filosoof Herakleitos: “niemand stapt twee keer in dezelfde rivier.” In een ander, minder bekend epigram vergelijkt Herakleitos de tijd met “een kind dat het damspel speelt”. Waar het eerste aforisme wijst op constante verandering, suggereert het tweede dat toeval een belangrijke rol speelt in de kosmos; beide ideeën liggen ten grondslag aan Nine Rivers. Een derde uitgangspunt voor Dillon vormde het gedicht Le bateau ivre van Rimbaud, waarin een losgeslagen boot over een wilde rivier op de oceaan afstevent.
De cyclus is onderverdeeld in drie delen van ongeveer gelijke duur, die geassocieerd worden met de drie hoofdstadia in de alchemistische transformatie van materie: ‘leukosis’ (wit worden), ‘iosis’ (rood worden) en ‘melanosis’ (zwart worden). In de alchemie is iosis het laatste stadium: de kleur rood werd zowel met goud als met de steen der wijzen geassocieerd. De drie delen van Nine Rivers representeren verschillende stadia in de transformatie van klankkleur die in het werk worden doorlopen. Daarnaast zijn er parallelle transformaties van muzikale figuren en van de ruimte, beginnend in de roosterachtige organisatie van East 11th St NY10003 (1982) voor zes slagwerkers en uitmondend in de ogenschijnlijke chaos van Oceanos (1985-1996) voor zestien zangers, kamerensemble en elektronica.
Het vijfde werk, La coupure (dat in zijn eentje het tweede deel, ‘Iosis’, vormt), werd als laatste voltooid. Met een duur van ongeveer een uur is het veruit de langste individuele compositie van de cyclus, waarin het de centrale plaats inneemt en het enige werk dat voor één enkele uitvoerende is geschreven, te weten een slagwerker. Daarnaast doet in La coupure live elektronica haar intrede – het werk ‘snijdt in,’ aldus Dillon, in de akoestische klankwereld van het eerste deel. De cyclus vindt zijn apotheose heel toepasselijk in Oceanos, dat zijn naam ontleent aan de rivier der rivieren die volgens de Griekse mythologie rond de aarde stroomt.