Ga naar de hoofdcontent

Opera van Alban Berg, naar de tragedies Der Erdgeist en Die Büchse der Pandora van Frank Wedekind

 

De Hamburgische Staatsoper uit Duitsland behoort tot de meest toonaangevende operagezelschappen in de wereld. Muzikaal leider Ingo Metzmacher en regisseur Peter Konwitschny hebben met hun eigenzinnige visie op opera-ensceneringen de afgelopen tien jaar een belangrijk stempel gedrukt op het Europese operagenre. Samen creëerden zij in 1998 en 2003 twee bijzondere interpretaties van de bekende opera’s Wozzeck en Lulu van Alban Berg. Op uitnodiging van het Holland Festival zullen beide nu voor het eerst tegelijkertijd worden uitgevoerd – een unieke gebeurtenis, waarmee Ingo Metzmacher zijn afscheid van Hamburg en zijn komst naar De Nederlandse Opera in 2005 extra luister bijzet.

‘Een ieder doodt, die hij het meeste liefheeft,’ – dit citaat van Oscar Wilde zou het motto kunnen zijn voor deze Hamburgse Lulu. Regisseur Peter Konwitschny laat al in de proloog de mannenverslindster Lulu doden door de mannen, die in het vervolg van de opera door haar toedoen zélf zullen sterven. En dat is hoogst ongebruikelijk in deze opera die gewoonlijk de vrouw als vamp en de man als haar slachtoffer neerzet. Konwitschny legt echter de nadruk op de gestoorde, angstige verhouding tussen mannen en vrouwen, die maar al te makkelijk tot pornografische excessen leidt.

Berg maakte Lulu nooit af; het werd in 1937 voor het eerst als onvoltooide opera uitgevoerd. Het laatste bedrijf werd er in 1979 pas aan toegevoegd. Konwitschny en Metzmacher baseren zich echter op het onvoltooide werk uit 1937 en creëerden een nieuw slot. Ze laten het einde van de opera vertellen door Lulu’s laatste geliefde Alwa, die opmerkt: ‘Über die Liebe ließe sich freilich eine interessante Oper schreiben.’

Deze uitvoering van Lulu werd internationaal veelgeprezen. Het Philharmonische Staatsorchester Hamburg, dat in 2003 zijn 175-jarigbestaan vierde, speelde onder leiding van Ingo Metzmacher volgens Die Welt zelden zo ‘sinnlich erregt, so romantisch expressiv, so betörend vibraphonzart, so berauschend walzertrunken, so wienerisch sachlich, so schönheitssüchtig und doch Wahrheit suchend.’

Marlis Petersen (1968), de coloratuursopraan die de titelheldin Lulu voor haar rekening neemt, werd door de Duitse pers verkozen tot ‘Zangeres van het Jaar 2004’ voor deze rol. Een journalist vatte haar interpretatie samen als: ‘Lulu is een loeder die als een Lolita lekker langzaam aan haar lolly likt.’ Sinds 1998 maakt Petersen deel uit van het ensemble van de Deutsche Oper am Rhein en zong ze diverse gastrollen in o.a. de Opéra Bastille in Parijs en de Weense Staatsopera. Naast haar operacarrière wijdt ze zich ook aan de barokmuziek en werkte ze samen met Ton Koopman en diens Amsterdam Baroque Orchestra.

Konwitschnys Kurzschlussinterpretation ist gemein. Und sie wirkt: Indem er nicht Lulus Geschichte zeigt, sondern ihr Leiden – einen Zustand also und keine Entwicklung. Konwitschny mag die Oper nicht, dafür liebt er Lulu. Für sie hat er jenen Kindskopf in sich gebändigt, der ihn mehr als einmal zu halbwüchsigen Amokläufen verfürht hat. Hamburgs Lulu ist Konwitschnys konsequenteste und ernsthafteste Inszenierung seit langem. Clemens Prokop in Financial Times Deutschland.

  • © Clärchen&Matthias Baus

  • © BAUS

Credits

muzikale leiding Ingo Metzmacher regie Peter Konwitschny toneelbeeld Hans-Joachim Schlieker kostuums Hans-Joachim Schlieker dramaturgie Bettina Bartz licht Hans Toelstede uitvoerenden Marlis Petersen, Katja Pieweck, Renate Spingler, Dieter Weller, Jürgen Sacher, Andreas Schmidt, Albert Bonnema, Jan Buckwald, Andreas Hörl, Hermann Becht, Peter Galliard, Carl Schultz, jonas Olofsson, Holger Waernecke, Peter Unbehauen orkest Philharmonisches Staatsorchester Hamburg