Kristian Bezuidenhout, volgens velen met voorsprong de interessantste klassieke pianist van dit moment, laat in het dichtbevolkte landschap van Bachinterpretaties letterlijk een eigen geluid horen. Reden voor het Holland Festival deze jonge Australiër naar Nederland te halen. Bezuidenhout speelt een selectie van Bachs Wohltemperiertes Klavier. Niet op de authentieke klavecimbel of de moderne vleugel, maar op een Graf fortepiano uit de eerste helft van de 19e eeuw, het instrument waarop Bach werd herontdekt door onder meer Mendelssohn en Schumann. Hoe die ontdekkingsreis geklonken heeft, kunnen wij nu zelf ervaren met dank aan Kristian Bezuidenhout. meer informatie over het Zaha Hadid Architects Paviljoen
data
vr 18 juni 2010 22:30
za 19 juni 2010 22:30
informatie
-
Duur voorstelling niet bekend (inclusief een pauze)
Tijdens het Holland Festival 2010 vindt een reeks kamerconcerten plaats in het speciaal hiervoor ontworpen Bach-paviljoen van de Britse architecte Zaha Hadid. Dit paviljoen, bestaande uit een reusachtig, door de ruimte kringelend lint, werd in de zomer van 2009 voor het eerst gecreëerd tijdens het Manchester International Festival en zal nu staan opgesteld in de Gashouder op het Westergasfabrieksterrein. Een van de concerten in het paviljoen wordt verzorgd door de jonge Australiër van Zuid-Afrikaanse komaf Kris Bezuidenhout, die een selectie uit Das wohltemperierte Klavier zal spelen op een Weense Graf-fortepiano.
De keuze voor dat instrument is bijzonder: Bach schreef zijn klavierboeken oorspronkelijk voor de klavecimbel, en de meeste hedendaagse interpretators kiezen ervoor om het werk uit te voeren op dat ‘authentieke’ instrument, of juist op een moderne concertvleugel. De fortepiano was weliswaar al rond 1700 uitgevonden, maar het bezit ervan was zeer exclusief en bleef lange tijd beperkt tot enkele koningshuizen; pas vanaf ongeveer 1760 kreeg het instrument grotere populariteit. Conrad Graf (1782-1851) was een Weense bouwer, die onder meer de laatste piano van Beethoven heeft gemaakt. Kenmerkend voor fortepiano's van Weense makelij is een omgekeerde inrichting van het mechaniek van de toets, waardoor de aanslag zeer gevoelig is. In het dichtbevolkte landschap van Bachinterpretaties laat Bezuidenhout letterlijk een eigen geluid horen – dat van de fortepiano, het instrument waarop Bachs beroemdste klaviermuziek, die in de tijd dat zij gecomponeerd werd als ouderwets gold, aan het einde van de 18e en de eerste helft van de 19e eeuw werd ‘herontdekt’. De complexe polyfonie van Bachs fuga's was enige decennia uit de gratie geweest, maar oogstte de bewondering van musici als Mozart, en Haydn. De echte restoratie van Bach werd ingezet door ondermeer Mendelssohn en Schumann. Dankzij Bezuidenhout kunnen we nu getuige zijn van een reonstructie van die avontuurlijke herontdekking.
Das wohltemperierte (‘goed gestemde’) Klavier geldt tegenwoordig als een van de belangrijkste werken van Bach. Het ‘goedgestemde’ slaat op de in zijn tijd revolutionaire ‘welgetemperde’ stemming van het instrument, die het mogelijk maakte om in alle toonsoorten min of meer zuiver te spelen. Pas na de dood van Bach kwam de tegenwoordig gangbare ‘gelijkzwevende’ stemming in zwang, waarin de 12 tonen van het octaaf door intervallen van exact gelijke omvang gescheiden zijn, om modulaties probleemloos te laten verlopen. Het werk bestaat uit twee cycli van 24 preludes en fuga's in alle toonsoorten, onderling sterk wisselend in moeilijkheidsgraad: elke cyclus begint met een prelude en fuga in C majeur, gevolgd door een prelude en fuga in c mineur; vervolgens in Cis majeur, dan in cis mineur, enzovoort. Feitelijk draagt alleen het eerste boek, geschreven in 1922, toen Bach als kapelmeester in dienst was aan het hof van prins Leopold in Köthen, de titel Das wohltemperierte Klavier; het tweede boek dateert van 1742 en werd door Bach simpelweg 24 Preludes en Fuga's genoemd. Tegenwoordig beschouwt men deze composities als Boek 1 en 2 van hetzelfde werk.
De fuga's maken gebruik van een omvangrijk arsenaal aan contrapuntische technieken en vormen samen met Die Kunst der Fuge een testament van Bachs onaanraakbare meesterschap op dat gebied; de meeste fuga's zijn geschreven voor drie of vier stemmen, een aantal andere voor twee of vijf. De fuga werd veelal beschouwd als een theoretische oefening, maar Bach slaagde erin binnen de grenzen van deze vormbeperking muziek met zeer uiteenlopend karakter te componeren, ongebruikelijk expressief en gevarieerd en met gebruikmaking van allerhande technieken. De preludes zijn in formeel opzicht niet gebonden aan beperkingen en tonen eveneens een heel scala van verschillende stijlen, zoals een vrije afsluitende coda.