Geen andere regisseur dan Christoph Schlingensief (1960) gebruikt in zijn werk zo uitgesproken politieke en maatschappelijke ontwikkelingen, van zijn eerste films in de jaren tachtig tot zijn theaterstukken in de jaren negentig en performances in de openbare ruimte. Eine Kirche der Angst vor dem Fremden in mir is een zeer persoonlijke productie waarin een cruciale gebeurtenis in het leven van de maker (de in 2008 geconstateerde longkanker) de bron is voor een ritueel dat de meest extreme tegenstellingen bijeenbrengt. In de Zuiveringshal wordt een kerk gebouwd waarin zich een evenement voltrekt dat veel weg heeft van een dodenmis. Schlingensiefs lichaam en zijn levenskunst moeten getroost, zijn demonen bezworen met rituelen uit de katholieke kerk en performances van de Fluxusbeweging.
data
vr 5 juni 2009 22:00
za 6 juni 2009 22:00
zo 7 juni 2009 17:00
zo 7 juni 2009 22:00
ma 8 juni 2009 22:00
informatie
-
Duits
-
Duur voorstelling niet bekend (zonder pauze)
In januari 2008 werd bij de Duitse film- en theatermaker Christoph Schlingensief (1960) een bijzonder kwaadaardige vorm van longkanker geconstateerd. En dat terwijl hij nooit gerookt had. Zijn linker long werd verwijderd. Hij onderging zware chemotherapie en werd behandeld met bestraling. “Ik heb de dood gevoeld, hij zat in mij. Ik heb gestreden.”
Zijn belangrijkste wapen in de strijd: zijn 'Fluxus-oratorium' Eine Kirche der Angst vor dem Fremden in mir, die in september 2008 in première ging tijdens de Ruhr Triennale in Duisburg. Gedurende zijn hele ziekteperiode hield hij zich de volgende zin in gedachten: “Wanneer je leven zich in een tragedie verandert, probeer het dan als toeschouwer te bekijken.” Hij sprak urenlange tapes vol in zijn dicteerapparaat, uitgetypt bijna 500 pagina's. Kleine stukjes daaruit kwamen terecht in de voorstelling die zijn ziekte tot onderwerp heeft.
Woede is vooral wat in hem huishoudt, gedurende het hele proces. “Ik ben ten diepste verwond in mijn vertrouwen in God, in mijn liefde voor het leven. Er komt nu een onvoorstelbare hoeveelheid vuiligheid uit mijn poriën, uit mijn hersenen, uit mijn neus. Maar ik geloof in God; ik heb altijd in hem geloofd.” De regisseur die bekend staat als provocateur, die pornoscènes toonde in het Weense Burgtheater, zwaar-zieken het podium op sleepte en die zwolg in verval en verrotting, gelooft dus in God. Maar zijn woede moet ergens heen.
“Mijn God, waarom heeft u mij verlaten?” Met Schlingensiefs ingesproken teksten als uitgangspunt zijn in Eine Kirche der Angst steeds de centrale vragen: Hoe zit het nu met God? Hoe krijg ik contact met hem? Waarom denk ik dat ik slecht ben en voel ik me schuldig? “Ik kom steeds weer op (de Duitse kunstenaar, red.) Joseph Beuys terug, die zei: 'Pas toen Jezus was verlaten, kon het zelfinzicht beginnen.' Iets dergelijks ervaar ik nu ook.”
Eine Kirche der Angst heeft veel weg van een dodenmis, met de muziek, beelden en rituelen die daarbij horen. De hal staat vol met kerkbanken waarin het publiek plaatsneemt. Processies stromen door het middenpad naar het altaar. Links staat een monstrans (een reliekhouder) met daarin een röntgenfoto van Schlingensiefs aangetaste longen. 8mm-filmpjes uit zijn jeugd worden op een wit doek geprojecteerd. Scènes uit zijn vroegere ensceneringen zijn te zien, naast filmfragmenten uit de Fluxus-kunstbeweging – een stroming uit de jaren zestig die de grenzen tussen beeldende kunst en muziek wilde vervagen – en het door maden aangevreten hazenkadaver uit zijn Bayreuther Parsifal (2004). Schlingensief en zijn ziekte staan centraal, met als motto, als eerbetoon aan Beuys: “Toon mij je wonden. Wie zijn wonden toont, zal genezen. Wie ze verbergt, geneest niet.” Hij bouwt zichzelf een kerk en roept van daaruit God aan. “Maar de voorstelling is ook een daad van barmhartigheid: een man deelt zijn angst; hij stelt ze ons als een teveel aan warmte overvloedig ter beschikking.” (Die Zeit) We horen de tekst rechtstreeks van de tapes die Schlingensief insprak, of uitgesproken door twee actrices, met een kinderstem daaronder. En behalve angst is er woede. Maar misschien is dat wel hetzelfde. Aan het einde van de avond versmelten de koren en lijkt er zelfs even sprake van verzoening, met het lot, met de eeuwige kringloop van worden en vergaan.