Ga naar de hoofdcontent

Het onbewoonde eiland is een plek van oneindige mogelijkheden. De Franse regisseur Philippe Quesne neemt zijn publiek op geraffineerde wijze mee het vliegtuig in en laat dat vervolgens crashen op een onbewoond eiland. Quesne staat bekend om zijn beeldende en licht absurdistische voorstellingen, waarin hij de mens en diens eigenaardige gedrag onder de microscoop legt. In de tekstloze voorstelling Crash Park onderzoekt hij het utopisch denken van de mens, inspiratie zoekend bij talrijke mythes en verhalen, van Homerus’ Odyssee en Daniel Defoes Robinson Crusoe tot klassieke en moderne heldenfilms. Blijven we zitten kijken terwijl de catastrofe zich voltrekt? Is het al te laat? Of laten we ons inspireren om ons een betere wereld te verbeelden? download het programmaboek

In Crash Park – La vie d’une île, ontwerpt regisseur, beeldend kunstenaar en scenograaf Philippe Quesne een paradijselijk ogend eiland, inclusief palmbomen en een bijzondere dierenpopulatie.

In Crash Park – La vie d’une île, ontwerpt regisseur, beeldend kunstenaar en scenograaf Philippe Quesne een paradijselijk ogend eiland, inclusief palmbomen en een bijzondere dierenpopulatie.

Deze vredige omgeving wordt al snel volledig op zijn kop gezet door de komst van een aantal overlevenden van een vliegtuigongeluk. Wanneer deze tevoorschijn kruipen, ontmoeten ze het bizarre bestiarium van het verlaten eiland. Betekent het eiland het einde van de wereld, een rampenplek waar alles uiteenvalt of wordt het een nieuw begin, een plek die oneindige mogelijkheden biedt? Dit gegeven vormt al eeuwen een bron van inspiratie voor schrijvers en kunstenaars, met Robinson Crusoe van Daniel Defoe uit 1719 als bekendste voorbeeld; met Crash Park creëert Philippe Quesne zijn eigen robinsonade.

 

Als kind verzamelde Quesne insecten, die hij in een terrarium hield en bestudeerde. In wezen is hij daar nooit mee opgehouden. Als theatermaker ontwerpt hij wonderbaarlijke, theatrale ecosystemen, plaatst er zijn personages in en onderzoekt wat er in zo’n afgesloten omgeving kan gebeuren. Zo strandt in La Mélancolie des Dragons (2008) een groepje langharige hardrockers met een oude auto in de sneeuw. Daar brengen ze, op een dieet van bier en chips, hun droom tot leven: een eigen versie van een Disney amusementspark als kritiek op de consumptiemaatschappij. In Swamp Club, waarmee Quesne in 2013 het tienjarig bestaan van zijn Studio Vivarium vierde, is dit vivarium ook letterlijk aanwezig op toneel in de vorm van een levensgroot glazen gebouw, een bedreigd kunstencentrum midden in een moeras. Deze Swamp Club moet zijn verdediging organiseren en een levensgrote mol, die de kunstenaars in een grot aantreffen, zal hen daarbij helpen. In een volgende voorstelling uit 2016, La nuit des taupes (‘De nacht van de mollen’) is het met sluiting bedreigde kunstencentrum ondergronds gegaan in een ruimte die het midden houdt tussen een prehistorische nederzetting, de grot van Plato en een atoomschuilkelder. La nuit des taupes heeft inmiddels ook een spin-off gekregen in andere vormen, zoals een grot als festivalcentrum bij Kunstenfestivaldesarts en een parade van mollen door verschillende steden. Quesne maakt van zijn theater een soort vrijplaats waar dromen het bewustzijn kunnen aanwakkeren om te reflecteren op hoe onze eigen wereld eruit zou moeten zien, in dat moeras, in die grot of nu, in Crash Park: op dat eiland.

 

Crash Park begint als een parodie op de klassieke rampenfilm. Passagiers eten, slapen, lezen wat en zijn zich van geen naderend kwaad bewust. Waar de ene passagier het politieke essay Waar kunnen we landen van Bruno Latour leest, probeert een ander met zijn lange lichaam een lighouding in een te krappe stoel te vinden. Het universum van Quesne zit vol hilarische, maar betekenisvolle details. Dan zwelt de muziek aan, het vliegtuig stort neer. De overlevenden bereiken het eiland, waar ze begroet worden door een paar mollen. (Een grapje voor insiders; in bijna iedere voorstelling van Quesne zit een verwijzing naar zijn voorgaande werk.) Quesne roept in Crash Park de vraag op wat er volgt op de catastrofe, het einde van de geaccepteerde en georganiseerde rede. Quesne stelt met zijn ongebreidelde fantasie en humor een nieuwe wereld voor, waar je mag schuilen onder elkaars bananenblad en waar je gezamenlijk een gevaarlijke octopus tot tapas reduceert.

Lees minder

Credits

concept, regie, toneelbeeld Philippe Quesne met Isabelle Angotti, Jean-Charles Dumay, Léo Gobin, Yuika Hokama, Sébastien Jacobs, Thomas Suire, Thérèse Songue, Gaëtan Vourc'h assistent François-Xavier Rouyer dierenkostuums Corine Petitpierre originele soundtrack Pierre Desprats muzikale fragmenten Shea & Jasha Klebe, Pan Sonic, Frank Martin, Riz Ortolani, Claude Debussy, Daniel Johnston, Chopin, Delinquent Habit, Frank Sinatra licht Mickaël Nodin, Thomas Laigle geluid Samuel Gutman toneelmeester Marc Chevillon film César Vayssié techniek Joachim Fosset camera assistent Małgorzata Rabczuk kleedster Pauline Jakobiak film extra's Rodolphe Auté, Marc Chevillon, Yvan Clédat, Cyril Gomez-Mathieu, Erwan Ha Kyoon Larcher, Pauline Jakobiak, Thomas Laigle, Nicole Mersey, Mickaël Nodin, Sandra Orain, Martine Servain, Emilien Tessier, Carole Zacharewicz, Perle Palombe dramaturgie Camille Louis set en props Ateliers Nanterre-Amandiers, Élodie Dauguet, Marie Maresca, Yvan Assael, Jérôme Chrétien productue Nanterre-Amandiers met steun van the Fondation d’entreprise Hermès program “New Settings” coproductie Théâtre National de Bretagne (Rennes), HAU (Berlin), Munchner Kammerspiele (Munich), Onassis Cultural Centre Athens