De zes suites voor solo cello van Johann Sebastian Bach worden gerekend tot de grootste werken ooit geschreven voor dit instrument. De relatief jonge Franse cellist Jean-Guihen Queyras weet als geen ander de grote emotionele lading en intimiteit van deze razend moeilijke stukken over te brengen. Zijn uitvoeringen en opnames van de suites zijn bejubeld door pers en publiek. In het Holland Festival speelt Queyras de eerste vier suites. Een unieke kans om deze briljante cellist te beluisteren in een setting die bijna zo’n lust voor het oog is als Bachs muziek een genot voor het oor.
data
za 5 juni 2010 22:30
zo 6 juni 2010 22:30
informatie
-
Duur voorstelling niet bekend (inclusief een pauze)
Tijdens het Holland Festival 2010 vindt een reeks kamerconcerten plaats in het speciaal hiervoor ontworpen Bach-paviljoen van de Britse architecte Zaha Hadid. Dit paviljoen, bestaande uit een reusachtig, door de ruimte kringelend lint, zal staan opgesteld in de Gashouder op het Westergasfabrieksterrein. Het werd voor het eerst gecreëerd tijdens het Manchester International Festival in de zomer van 2009; een van de musici die er toen in optrad, de Franse cellist Jean-Guihen Queyras, valt een jaar later in Amsterdam opnieuw te bewonderen. Queyras tart met zijn bejubelde uitvoeringen en opnames de veelgehoorde ‘wet’ dat een cellist de middelbare leeftijd bereikt moet hebben om Bachs cellosuites aan te kunnen. Het programma van Queyras' concert in het Bach-paviljoen bestaat uit twee delen, met de eerste en de vierde cellosuite voor de pauze, en erna de tweede en de derde.
De Zes suites voor onbegeleide cello van J.S. Bach worden gerekend tot de grootste werken ooit geschreven voor de cello. Naar alle waarschijnlijkheid componeerde Bach ze in de periode dat hij diende als kapelmeester van Leopold van Anhalt-Köthen te Köthen (1717-1723). De situatie aan het hof van Leopold, een notoir liefhebber van muziek, bood Bach een ideale kans om instrumentale, niet-functionele muziek te schrijven. Naast de zes cellosuites bracht hij in deze periode ook andere grootse werken tot stand, zoals de Brandenburgse Concerten en Das wohltemperierte Klavier. In de cellosuites creëerde Bach de illusie van een harmonische en contrapuntische textuur in een werk voor een instrument dat in essentie eenstemmig is. Anders dan op een piano kan men op een cello nauwelijks akkoorden spelen – laat staan polyfone muziek, zoals een fuga. Door veelvuldig gebruik te maken van arpeggio's (gebroken akkoorden) – zoals bijvoorbeeld in de beroemde Prelude van de eerste suite –, door verschillende registers nadrukkelijk te contrasteren, en door een bovenstem en een onderstem noot voor noot ineen te weven, wist Bach niettemin de indruk te wekken van een spel van afzonderlijke stemmen. Die techniek gaat terug op luitmuziek uit de renaissance.
De suites zijn opgebouwd uit zes verschillende delen, een Prelude gevolgd door vijf dansen, waarvan er vier in iedere suite terugkeren. Na de Prelude componeerde Bach telkens een Allemande, een Courante en een Sarabande; het vijfde deel is een Menuet (1 en 2), een Bourrée (3 en 4), of een Gavotte (5 en 6); alle suites sluiten af met een Gigue. In vergelijking met Bachs andere suiteverzamelingen zijn de cellosuites het meest consequent wat betreft de opeenvolging van de delen. De Sarabande vormt steeds het emotionele middelpunt van de suites en kan als een soort ‘volta’ worden beschouwd.
De enorme variëteit aan speeltechnieken en de grote emotionele lading en intimiteit van de stukken hebben ertoe geleid dat de suites tot de populairste werken van Bach behoren. Er staan vrijwel geen spelaanwijzingen in de partituur, dus de wijze van uitvoeren is sterk afhankelijk van de interpretatie van de musicus. De huidige populariteit is evenwel niet van alle tijden: lang zijn de cellosuites beschouwd als etudes, geschikt voor zelfstudie, maar niet voor het podium, en derhalve nauwelijks bekend; verschillende componisten, onder wie Robert Schumann, hebben zelfs geprobeerd de ‘cellomelodieën’ te voorzien van een pianobegeleiding. Pas in de eerste decennia van de 20e eeuw kwam daar verandering in, toen de legendarische cellist Pablo Casals de suites begon op te nemen in zijn concertprogramma's en in 1925 als eerste een (nog altijd verkrijgbare) opname uitbracht van de hele cyclus.