Ga naar de hoofdcontent

Het Holland Festival heeft in zijn zestigjarig bestaan een traditie opgebouwd in het presenteren van toonaangevende balletgezel­schappen uit de Verenigde Staten, zoals het New York City Ballet en Martha Graham Dance Company. De Mark Morris Dance Group is de jongste loot aan deze stam. De betekenis van het werk van choreograaf Mark Morris wordt wel vergeleken met dat van de legendarische choreograaf George Balanchine. Ook Morris is sterk muzikaal en brak met traditionele danswetten. In dit programma worden twee recente werken gedanst: All Fours (2003) en Violet Cavern (2004) live begeleid door jazztrio The Bad Plus die de muziek speciaal voor Violet Cavern maakte.

De sterke band tussen muziek en choreografie die kenmerkend is voor het werk van Mark Morris komt in All Fours volledig tot uitdrukking. Morris koos voor deze choreografie het Strijkkwartet nr. 4 van de Hongaarse componist Béla Bartók. De muziek wordt live uitgevoerd door een strijkkwartet. Strijkkwartet nr. 4 stamt uit Bartóks experimentele periode. Door de complexe akkoorden, onverwachte stiltes en schrille uithalen is het geen gemakkelijk stuk voor een choreograaf. All Fours was echter niet Morris’ eerste kennismaking met Bartóks vierde strijkkwartet. Als tiener gebruikte hij al gedeeltes uit deze muziek voor zijn choreografie Zenska. Choreografisch materiaal hieruit is verwerkt in All Fours. 

De choreografie van All Fours kent een aantal duidelijke overeenkomsten met de muziek. Uiteraard verwijst de titel naar de compositie en is de structuur ook rond het getal ‘vier’ opgebouwd. Zo heeft Morris de structuur van Bartóks compositie overgenomen. Dit betekent dat er een duidelijk verband is tussen het eerste en het vijfde deel van het stuk en tussen het tweede en het vierde deel. Deel drie vormt het centrum.

All Fours wordt gedanst door twaalf dansers. In alle delen van de choreografie zjin er vier of een veelvoud van vier dansers op het toneel. Het eerste en laatste deel van het stuk worden gedanst door acht dansers, het tweede en vierde deel door twee en het middendeel door vier dansers. Het bewegingsvocabulaire van het eerste en laatste deel  verschilt sterk van dat van de dans in de drie andere delen. De choreografie is onrustig, zwaar en explosief en doet denken aan het werk van Bartóks tijdsgenoten Martha Graham en Doris Humprey. Deze delen worden onderbroken door twee koppels in het wit. Ook hun bewegingen zijn snel en onrustig, maar kennen tegelijkertijd een lichtheid en helderheid die in het begin en slot ontbreekt. In het middendeel, twee duetten gedanst door twee mannen en twee vrouwen, wordt een fundamentele hunkering naar contact voelbaar. Een hunkering die in de muziek van Bartók steeds opnieuw onvervuld blijft.

All Fours werd alom lovend ontvangen en door sommigen betiteld als één van Morris’ beste werken. Zo schreef de fameuze Anna Kisselgoff in The New York Times: ‘All Fours has the makings of an instant classic, so profoundly does Mr. Morris explore Bartók's famously edgy String Quartet No. 4.’ (juni 2004)

Violet Cavern

Zoals bij het andere stuk van dit programma All Fours, beginnen de choreografieën van Mark Morris eigenlijk altijd bij de muziek. Voor Violet Cavern koos hij voor het eerst de andere route en begon hij bij de dans. Ook hier resulteerde het in een voorstelling waarin dans en muziek een hecht geheel vormen. Met dat verschil dat Violet Cavern, meer nog dan zijn andere werk, getuigt van de overweldigende artistieke veelzijdigheid van deze eigenzinnige choreograaf.

Mark Morris ging voor de choreografie van Violet Cavern uit van een breed en complex scala aan dansthema’s en -variaties. Deze choreografie voor vijftien dansers vormde de inspiratiebron voor het jazztrio The Bad Plus, bestaande uit bassist Reid Anderson, percussionist David King en pianist Ethan Iverson, Morris’ vaste dirigent van 1998 tot 2002. Hieruit ontstond een muzikale compositie die, in de woorden van Morris zelf: ‘exists because of the dance’ (The Seattle Times, 2005).

De muziek van The Bad Plus kent niet alleen invloeden uit de jazz, maar ook uit de rock, Latin en pop. De energie varieert daarbij van verstild en minimalistisch naar rijk en melodieus. Deze zelfde afwisseling is aanwezig in de dans. De choreografie begint met trage, heldere bewegingen laag bij de grond, waarbij de lichamen van de dansers complexe patronen vormen in de ruimte. Daarnaast kent de choreografie vele climaxen waarin de dansers met grote explosiviteit over het podium bewegen.

Het decor van Violet Cavern, ontworpen door beeldhouwer Stephen Hendee, bestaat uit vele witte vlakken met daarop zwarten lijnen die een aantal meter boven de vloer hangen. Het lijnenspel suggereert een ruimtelijke samenhang, zonder dat de vlakken met elkaar verbonden zijn. De mathematische stijl van het decor, contrasteert met de rijke intensiteit van het licht, dat verandert van ijsblauw, naar zuurstok roze, en helder wit. Samen met de muziek en choreografie maakt dit Violet Cavern tot een overweldigend geheel aan stijlen en intenties. Zoals Pia Catton schrijft: ‘Violet Caverns is one to watch again and again.’ (The New York Sun, 2004)

  • © Ken Friedman

  • © Stephanie Berger

Credits

muzikale begeleiding The Bad Plus, strijkkwartet MMDG Music Ensemble productie Mark Morris Dance Group, All Fours lichtontwerp Nicole Pearce choreografie Mark Morris muziek Béla Bartók, The Bad Plus kostuums Martin Pakledinaz, Elizabeth Kurtzman decors Stephen Hendee licht Michael Chybowski uitvoering 15 dansers van de Mark Morris Dance Group, 12 dansers van de Mark Morris Dance Group, 4 musici, The Bad Plus, Mark Morris Dance Group bas Reid Anderson slagwerk David King piano Ethan Iverson